maandag 20 juni 2011

Tijd

God is de Schepper van alles. Ook van de TIJD. God is zelf niet gebonden aan tijd. Hij is eeuwig. Wij mensen zijn zolang wij hier op aarde leven wel tijdgebonden. God heeft de tijd voor de mensen gemaakt. We kunnen niet zonder tijd. Maar wat is onze tijd vergeleken met Gods oneindigheid?
Wij rekenen in seconden, minuten, uren, dagen, maanden, jaren, eeuwen....
Maar hoe menselijk is dat? Gods eeuwigheid kent geen tijd!
God staat boven de tijd en voert Zijn eeuwige plannen uit. Hij geeft ons de tijd (Zijn tijd) om daarin mee te draaien. Straks als we bij God zijn hebben we geen tijd meer nodig. Voel je onze kleinheid en Gods grootheid. Hij bepaalt onze tijd. En onze tijden zijn in Zijn handen. (Psalm 31)
De zon komt op... de zon gaat onder... Maar God bepaalt zijn loop en baan. Hij kan de zon ook even stil zetten (Hizkia) of de zon en de maan als dit Hem zo uitkomt (Jozua 10:12) Of de zon 3 uren verduisteren (Bij Jezus' dood aan het kruis) Kan hij de tijd ook terugdraaien...??? De tijd zal het leren! Laten wij onze tijd niet doden door voor onszelf te leven... maar laten we onze LEEF tijd voor Hem gebruiken.

Het volgende voorbeeld kan je daarbij aan het denken zetten:
Stel je voor dat je een rekening had bij de bank, waar je vader elke ochtend €86.000 op stort. Je kunt op deze rekening niet rood komen te staan, maar je kunt ook niets bewaren. Alles wat je vandaag niet gebruikt wordt vanavond automatisch afgeschreven. Morgen staat er weer €86.000 op en kun je daar weer mee aan de gang. Wat zou jij dan doen met dat geld? Ik zou het tot de laatste cent gebruiken elke dag!

Zo is het ook met de tijd die je krijgt. Elke dag krijg je 86.000 seconden. Elke dag tikken die seconden vanzelf weg als je ze niet benut! Je kunt geen seconde sparen tot morgen. Wat je niet gebruikt ben je voorgoed kwijt!
Leef bewust en weet wat je met de tijd die jou gegeven is doet! Gebruik je LEEF tijd goed!
Ik wens je een goede tijd toe. á Dieu. Ga met God, dan ga je goed,


Annet

Lees hierover ook:
Prediker 3:1-15, Mattheus 5: 1-16, 2 Timoteüs 1:7-10, 1 Petrus 1: 3-9.